zaterdag 13 december 2014

Leesverslag ' De verdovers' - Anna Enquist




Algemene informatie
Titel: De verdovers
url.jpgAuteur: Anna Enquist
Plaats van uitgave: Amsterdam
Jaar van uitgave: 2011
Druk: 1e druk
Aantal pagina’s: 309
Genre: Doktersroman, psychologische roman

Samenvatting 
Drik de Jong pakt na een periode van rouw, na het overlijden van zijn vrouw, zijn werk als psychiater weer op. Hij krijgt te maken met de psychiatrie student Allard Schuurman, die de psychiatrie eigenlijk niet aankan.  Drik vind het lastig grip op Allard te krijgen, en zeker wanneer Allard aankondigt dat hij overstapt van de psychiatrie op de anesthesie. Drik komt erachter dat Allard onder de hoede wordt genomen door zijn zus Suzan, maar vertelt Allard hier niets over. Als dit uitmondt in een affaire tussen Suzan en Drik zijn de gevolgen niet te overzien.

Verwachtingen

De voorkant van het boek was al het eerste wat mijn nieuwsgierigheid opwekte. Ik vind dat het een voorkant is die al veel vragen oproept, zodat je het graag wilt lezen. Mijn moeder en zus hadden mij dit boek aangeraden. Zij hadden het allebei gelezen en vonden het een prachtig boek. Ik verwachtte een boek dat lastig kon zijn om door te lezen, qua taalgebruik. Dit boek was niveau 5, en ik las het boek halverwege klas 5.
Ik had ergens verwacht dat het niveau misschien net te hoog zou zijn.

Thema en motieven

Het belangrijkste thema van ‘De verdovers’ is het ontvluchten van de werkelijkheid. Drik ontvlucht de pijn van het missen van zijn vrouw met alcohol, Suzan vlucht ook voor haar verleden in haar werk. Allard vlucht voor zijn angsten en pijn letterlijk in verdovingsmiddelen.

Belangrijke motieven in dit boek zijn angst, dood, overspel en werk.

Angst zie bij elk personage terug. Bij Drik is het de angst dat hij geen grip op Allard krijgt, en bij Allard juist dat Drik grip op hem kan krijgen. Ook bij Suzan is er angst, omdat zij bang is dat haar man Peter achter haar affaire komt.

Dood is ook een belangrijk thema in het boek. De dood van zijn vrouw Hanna heeft Drik veranderd als mens, en dat heeft weer invloed op handelingen die hij doet. Ook de dood van Allard is erg belangrijk in het verhaal.

Een ander motief is overspel. Suzan bedriegt haar man Peter, en Allard zijn vriendin Roos, die de dochter is van Suzan. Dit is een erg belangrijk motief voor het verhaal, want door het overspel zie je dat alle verhaallijnen samenkomen.

Tenslotte is werk een belangrijk motief waar alle personages mee te maken hebben. Door hun werk komen ze met in elkaar in aanraking, bouwen ze een band of of worden banden juist verbroken.

Schrijfstijl

Hoewel het begin soms lastig kan zijn om in het verhaal te komen, is de schrijfstijl van Enquist erg prettig. Ze schrijft zonder al te moeilijke woorden, vertelt duidelijk waar het over gaat, maar geeft tegelijkertijd nog niet alles prijs. Dat is erg knap.
Haar schijfstijl is licht, met genoeg afwisseling van dialogen en beschrijvingen.
Een goed voorbeeld van die afwisseling is te vinden in hoofdstuk 6,  op bladzijde 59, waar Suzan beschrijft hoe ze te werk gaat als anesthesioloog.

Alles is deze ochtend anders, scheef, op een rare manier opmerkelijk. Suzan staat op een van de operatiekamers voor zogenaamd ‘kleine’ verrichtingen, met een jonge KNO-arts als operateur. Toen ze de patiënt ging ophalen, een verkommerd meisje van een jaar of tien dat door een groeiachterstand niet ouder dan vijf oogt, zat de arts al schuin op het bed met het kind en haar moeder te kletsen. Hij opereerde haar al vaker, de longen verkeren in deplorabele toestand en er is iets permanent mis met de slijmvliezen. Het kind ademt snel en oppervlakkig, de bovenste luchtwegen zijn gedeeltelijk geblokkeerd door korsten en vuiligheid. Vandaag wordt de rommel opgeruimd.   

‘ Ha, Suzan! Fijn dat je er bent!’ De arts kijkt haar van achter zijn grote brillenglazen blij aan. Hij heeft een wijd uitstaande roze badmuts op zijn hoofd. Het kind, in een veel te grote pyjama bedrukt met olifantjes, zit in een boekje te kijken.
Suzan begroet het meisje en de moeder en vertelt iets over de gang van zaken. Het is vertrouwd, het kind heeft het allemaal al meegemaakt. Ze laten de moeder achter en rijden het bed naar de OK. Suzan concentreert zich zodra het meisje op tafel ligt. Ze praat zacht tegen haar patiëntje: ‘ Nu doe ik het masker op je gezicht. Heel diep ademen, zo diep als je kan. Goed zo.’
Pure zuurstof, dan sevofluraan, dan bewusteloosheid. Snel het infuus aanleggen en vervolgens intuberen. Het kind heeft niet gehuild en leek niet bang. Suzan is tevreden. Ze loopt slangen en aansluitingen na en werpt een blik op het scherm. Ziet er goed uit. 


Personages

De personages zijn stuk voor stuk heel precies uitgewerkt. Ze hebben allemaal heel verschillende karakters, maar Enquist heeft de karakter precies zou uitgedacht dat perosnages elkaar goed kunnen aanvullen, en dat dat aanvullen van elkaar weer kan leiden tot botsingen tussen andere personages. Er wordt bij elk personages goed beschreven hoe hij/zij zich voelt, en zo begrijp je beter waarom een personage bepaalde dingen doet.

Vertelperspectie

Het verhaal is zowel vanuit Suzan als vanuit Drik geschreven. Dit geeft een leuk effect, want zij hebben allebei een totaal verschillende relatie met Allard.
Omdat Enquist heeft gekozen om vanuit zowel Drik als Suzan te schrijven, krijg je van twee personen een beeld van wie Allard nu precies is.
Sowieso zorgt Enquist ervoor dat je niet zomaar een oordeel over een peronage klaar hebt, omdat Drik en Suzan verschillend tegen situaties en peronen aankijken. Dat is er knap gedaan.


Eindoordeel













‘De verdovers’ vond ik een ontzettend mooi boek. Het las goed weg, iets wat ik van tevoren niet had verwacht. Het knappe aan de schrijfstijl van Enquist is dat het niet te moeilijk is, maar het tegelijkertijd niet al te veel verraadt.
De personages die Enquist hier neerzet zijn stuk voor stuk goed beschreven, je begrijpt ze allemaal, waardoor je niet perse voor een persoon meer empathie kan hebben dan voor een ander. Dit houdt je scherp. Ik had in het begin een beetje moeite om in het verhaal te komen, maar na een paar bladzijde ging het heel snel en had ik het zo uit.
Kortom: ‘De verdovers’ is een ontzettend goed en mooi boek, waarin Enquist laat zien dat ze een van de beste schrijfsters is van Nederland.




woensdag 10 december 2014

'Max Havelaar is niet representatief voor de Romantische literatuur’

Max Havelaar werd in de 19e eeuw geschreven door Multatuli (pseudoniem voor Eduard Douwes Dekkers).  Er wordt altijd gezegd dat Max Havelaar een typisch Romantiek boek is, aangezien het boek is geschreven in de literaire periode Romantiek.  
Maar is dat wel zo? En waaraan zou je dat dat kunnen zien?
Ik denk dat Max Havelaar niet als een goed voorbeeld van een Romantisch werk mag worden gezien. Het heeft daarvoor te weinig kenmerken van de Romantiek, en teveel van het Realisme, wat in Nederland meer tot de literatuur is doorgedrongen dan de Romantiek.

Wat was de Romantiek nu precies? De Romantiek is een stroming in de literatuur die in Nederland van ongeveer 1770 tm. 1880 liep. De periode voor de Romantiek, het Classicisme, was gebonden aan strakke, strenge regels. Alles werd erg afstandelijk, onderzoekend bekeken. Inhoud van literaire werken was weinig belangrijker, des te meer de vorm van het werk. In het Classisme waren ordelijkheid, duidelijkheid en streven naar volmaakte vormgeving heel belangrijk.
In de Romantiek kwam hier eigenlijk een antwoord op. Men was dat afstandelijke, zakelijke beu en zocht naar meer gevoel en diepgang.
Enkele kenmerken van de Romantiek zijn dan ook: accent op gevoelsleven, fantasie en ontroering. Ook men vaak niet tevreden in de tijd waarin hij/zij is geboren. Een gevolg hiervan is dat schrijvers vaak vluchten in hun werken, naar bijvoorbeeld een andere tijd of ander land. 
Een ander belangrijk kenmerk van de Romantiek is het zich richten op de natuur. Natuur werd niet alleen als omgeving gezien, maar ook als object.

Als je naar Max Havelaar kijkt als verhaal, zijn er maar weinig kenmerken van de Romantiek terug te vinden.
Max Havelaar is eigenlijk een vrij zakelijk geschreven boek, er wordt geen extra aandacht op emotie gelegd. Ook is de hoofdpersoon niet op de vlucht voor bepaalde zaken, en de natuur speelt geen uitzonderlijk belangrijke rol.

Daarentegen laat Max Havelaar meer kenmerken van het Realisme zien, wat in Nederland een beetje samenviel met de Romantiek. In Nederland is de Romantiek sowieso bijna niet doorgedrongen, er zijn heel weinig schrijvers die literaire werken hebben geschreven met kenmerken van deze storming.
Het Realisme is zakelijker, duidelijker dan de romantiek. Het onderwerp van deze romans is vaak het uitbeelden van hoe de mens daadwerkelijk in elkaar steekt, deze romans worden dan ook vaak sociaal-psychologische romans genoemd.
Het uitbeelden van de echte mens gebeurt in principe ook in Max Havelaar. Het laat de wreedheid, soms domheid van de mens zien, en ook hoe het geweten dan parten kan gaan spelen (bij de hoofdpersoon Max Havelaar in dit geval).
Ook wordt de maatschappij van dat moment onder de loep genomen en kritisch bestudeerd. Dit is iets wat in Max Havelaar heel duidelijk gebeurt.
In Max Havelaar uit Multatuli (of Eduard Douwes Dekkers) zijn kritiek op het besturen van de Indonesische bevolking, en dan vooral op de omgang met de bewoners daar.
Zij worden vaak onderbetaald voor hun werk, en leven in zeer slechte omstandigheden. Eduard Douwes Dekkers, die dit zelf met eigen ogen heeft gezien op Lebak, liet zijn kritiek duidelijk horen in Max Havelaar. Dit is weer een kenmerk van het Realisme, en niet van de Romantiek.

Er is wel wat voor te zeggen dat Max Havelaar een romantisch boek zou zijn.
Het verhaal speelt zich af in een vreemd land, en ook het medelijden van Max Havelaar met de bevolking daar wordt goed beschreven. Maar ik vind persoonlijk niet dat dat sterk genoeg naar voren komt zodat je het een romantisch geschreven werk zou mogen noemen.

Ik denk daarom ook dat vaak onterecht wordt gezegd dat Max Havelaar in de Romantiek past, ik denk dat het boek beter in het Realisme past.



zaterdag 18 oktober 2014

Verwerkingsopdracht Naturalisme B.



 Vrije wil?

Al sinds de mens bestaat is er een discussie of er iets als vrije wil bestaat. Iedereen heeft er zo zijn eigen mening over, maar er zijn ruwweg drie hoofdgroepen te onderscheiden die een andere mening hebben over dit onderwerp.

Het Determinisme zegt dat men helemaal geen vrije wil heeft. Alles ligt al vast bij de geboorte, doordat men steeds meer kan verklaren van de natuurkunde en biologie is het steeds minder aannemelijk dat men daadwerkelijk een vrije wil heeft.
De biologie, en dan vooral de neurologische kant bijvoorbeeld, is in staat om precies te beschrijven waarom mensen reageren hoe ze reageren. Aan de hand hiervan zou je kunnen zeggen dat dit in een onderbewustheid gebeurt, en men dus geen vrije wil heeft.

Het Compatibilisme daarentegen zegt dat het Determinisme te verenigen valt met vrije wil. Dit wil zeggen dat het klopt dat een hele boel dingen verklaard kunnen worden, maar dit eigenlijk leidt dat mensen beter kunnen beslissen wat wel of niet goed voor ons zou zijn. Men heeft dus wel een vrije wil, maar je moet je wel goed verdiepen in wat wel of niet bij jou past, door naar de verklaringen te kijken.

Ten slotte heb je ook het Incompatibilisme.
Deze opvatting zegt dat het niets uit maakt hoe gedetermineerd de wereld is, dus in hoeverre alles is verklaard. Het gaat erom dat we het gevoel hebben dat we vrije wil hebben, en dat zou ons weer vrij maken.

Het Determinisme sluit het best aan bij het Naturalisme. Dit omdat bij het Naturalisme het Fatalisme, dus dat de mens is bepaald door het noodlot, een grote rol. Het Determinisme zegt eigenlijk net als het Fatalisme dat men geen invloed heeft op hoe je leven zal gaan, en dat je dus ook geen vrije wil hebt.

Met alle huidige wetenschappelijke verklaringen zou je al snel naar het Determinisme neigen. Ik persoonlijk denk dat dat niet helemaal klopt. Het is waar dat veel te verklaren is, maar ik denk dat je juist met die kennis kunt beslissen of je wel of niet zo wil zijn of reageren. Ik kan me dus beter vinden in het Compatabilisme. 

Verwerkingsopdracht Naturalisme A.

Karakter 

Het door mij gelezen boek is ‘Karakter’ van F. Bordewijk. Eigenlijk komt dit boek niet uit het Naturalisme, maar uit de Nieuwe Zakelijkheid. Deze periode is net iets later dan het Naturalisme, namelijk vanaf ongeveer 1918.

Het Naturalisme is een literaire stroming van ongeveer 1875 tot en met 1914.
Het Naturalisme komt tot haar eind door het begin van de Eerste Wereldoorlog.
Naturalisten waren realisten die de werkelijkheid zo objectief mogelijk probeerden te beschrijven. Tekst moest zo neutraal mogelijk zijn, er mocht geen commentaar van de schrijver in voorkomen. Het was daarom eigenlijk ook mogelijk alle onderwerpen te bespreken. Het verschil tussen het Realisme en Naturalisme is dat het realisme alleen beschrijft, en het Naturalisme ook verklaart wat er wordt beschreven.
Er was een aantal verklaringen voor zaken zoals gedrag van mensen: erfelijke aanleg, milieu waarin iemand was opgegroeid en de tijd waarin iemand leefde.

Het idee dat de mens wordt bepaald door het noodlot, het fatalisme, speelt in het Naturalisme een grote rol. Het laat zien dat men is overgeleverd aan het lot, en weinig zelf te kiezen heeft in zijn of haar levensloop.

In ‘Karakter’ zie je duidelijk een aantal kenmerken van het naturalisme. Ten eerste de erfelijke factor die het gedrag van een persoon verklaart. Bij de hoofdpersoon in ‘Karakter’ zie je dat Katadreuffe het driftige, ongeduldige van zijn vader heeft.
Het stille en zwijgzame daarentegen heeft hij van zijn moeder gekregen.
Ook het milieu waarin Katadreuffe opgroeit is van belang. Hij groeit op zonder vader, die hem, als hij hem eenmaal heeft leren kennen, vooral probeert tegen te werken.
Katadreuffe krijgt hierdoor iets verbitterds.
Tot slot speelt ook de tijd waarin het boek zich afspeelt een belangrijke rol bij het vormen van de karakters van de hoofdpersonen. Het boek speelt zich af tijdens de industrialisatie, waarin het verschil tussen arm en rijk erg groot was.
Dreverhaven, de vader van Katadreuffe, is een genadeloze deurwaarder die weinig respect heeft voor de armen.
Het karakter van de hoofdpersonen speelt een zeer belangrijke rol in dit boek, zoals de titel waarschijnlijk al laat zien zijn de verschillende karakters van de hoofdpersonen, en hoe dat botst, het onderwerp van het boek.  

Toch is het lastig nog meer kenmerken te vinden van het Naturalisme.
Vooral het noodlot vind ik lastig in dit boek terug te vinden, juist Katadreuffe die veel tegenheeft en weinig kans maakt in de maatschappij lukt het op te klimmen naar advocaat. Dit komt niet echt overeen met  het idee van noodlot.

Je kunt wel goed zien dat het boek uit de periode de Nieuwe Zakelijkheid komt. Het boek gaat over het zakenleven, en dingen worden allemaal vrij zakelijk beschreven. 

maandag 9 juni 2014

Verwerkingsopdracht literatuur, kindergedichten

Voor de verwerkingsopdracht heb ik het analyseren van kindergedichten door de jaren heen gekozen. Er zijn in de gedichten duidelijk geleidelijke veranderingen te zien door de jaren heen, en dat ga ik aan de hand laten zien van de vier gedichten die ik heb uitgekozen. Dit zijn: ‘Jantje en het konijn’ van Hieronymus van Alphen,
‘De Pauw en het kippetje’ van L. Schippers, ‘Naar bed’ van Hendrik van Tichelen en
‘Ik ben lekker stout van Annie MG Schmidt.
De gedichten staan onder de analyse.

Het eerste gedicht wat ik heb gekozen is van Hieronymus van Alphen, ook het oudste gedicht. Je ziet dat er een duidelijk les in zit, dat staat zelfs letterlijk vermeld,
het gedicht is vooral bedoeld om de kinderen iets te leren. Als je kijkt naar de andere gedichten, zie je dat hoe dichter je bij onze tijd komt, des te minder moraal en les er in een gedicht zit. Bij ‘Ik ben lekker stout’ van Annie MG Schmidt zit er zeker niet echt een les in, het gedicht is veel meer gemaakt om kinderen te vermaken. Je ziet dat door de jaren heen kindergedichten steeds minder gericht zijn op opvoeden en steeds meer op het vermaken van het kind.

Wat je ook duidelijk ziet bij ‘Ik ben lekker stout’ van Annie MG Schmidt is dat het vanuit een kind is geschreven. De andere gedichten, die ook ouder zijn, zijn juist vaak vanuit een soort vaderfiguur geschreven, die vertelt eigenlijk alles weet en het kind iets bij moet brengen. Je ziet dat dat verband heeft met het feit dat ook de oudere gedichten vaak een les bevatten.

Ook zie je grote verschillen in taalgebruik door de jaren heen.  Hieronymus van Alphen gebruikt niet heel moeilijk taalgebruik, maar zijn gedicht is echt niet voor heel jonge kinderen goed te begrijpen. ‘De Pauw en het kipje’ niet heel veel makkelijker,
maar bij ‘Naar bed’ zie je dat het al heel ander taalgebruik is. Veel simpeler,
en het gaat meer om de rijm en het ritme van het gedicht dan om de inhoud.
Ook het taalgebruik bij ‘Ik ben lekker stout’ is al veel meer aangepast op kinderen.

Je ziet, zoals hierboven ook, dat rijm heel belangrijk is. Alle gedichten zijn wel gerijmd, maar de rijm wordt door de jaren heen heel anders gebruikt.
Bij de oude gedichten zie je vaak heel lange zinnen die rijmen,
zoals bij ‘Jantje en het konijn’. Bij ‘Naar bed’ zijn het meer korte woorden die rijmen,
wat voor een kind veel meer te begrijpen is.

Tot slot zijn de kindergedichten ook steeds meer aangepast op de kinderbeleving.
‘Ik ben lekker stout’ zal kinderen waarschijnlijk veel meer aanspreken dan ‘Jantje en het konijn’ of ‘De Pauw en het kippetje’, omdat kinderen zich veel meer herkennen in ‘Ik ben lekker stout’ dan in een gedicht dat is gemaakt om een kind op te voeden.

Kortom: Kindergedichten zijn de afgelopen eeuwen flink veranderd.
Het moraal en de les in een gedicht zijn steeds minder belangrijk, terwijl het aanpassen op de kinderbeleving als steeds belangrijker wordt beschouwd.
Ook is het taalgebruik steeds makkelijker, en zijn de gedichten vaker vanuit kinderen geschreven zodat zij zich meer van het gedicht kunnen begrijpen.

Jantje en het konijn- Hieronymus van Alphen (1746-1803)
Daar zie ik een konijn!
Wat zou ik gelukkig zijn,
Had ik het, om er meê in onzen tuin te loopen;
Zei Jan: maar schoon ‘k mijn geld
Al driemaal heb geteld,
Ik het te weinig om dat lieve dier te koopen;
En schoon mij dit aan ’t harte gaat,
Ik weet geen raad! ….

Wel: laat u dit geval dan leeren,
Mijn lieve Jan!
Dat een verstandig kind geen dingen moet begeeren,
Die hij te voren weet, dat hij niet krijgen kan.

De Pauw en het kippetje- L. Schippers (1808-1870)
Altijd gaf de trotse pauw
’t Arme kipje grauw of snauw,
Trad met uitgespreide veren,
Daaglijks meer dan honderd keren,
’t Kipje op zijde in al zijn zwier:
Weg toch, zei hij, nutloos dier!

Nutloos? zei dan ’t kipje: neen!
‘k Ben, ’t is waar, gering en kleen,
‘k Heb als gij geen mooie pluimen;
‘k Wil u ook het pad wel ruimen,
Maar toch, nutloos! dat verdriet
Ken ik tot mijn blijdschap niet.

Kipje! dat was welgezegd,
Gij, die zo veel eiers legt,
Zoudt ge een nutloos beestje wezen!
Neen, de Pauw hoe hoog geprezen,
Om zijn mooie pronkerij,-
Is zo nuttig niet als gij.

Naar bed- Hendrik van Tichelen (1883-1967)
Janneke,
Manneke,
Hier, kom aan:
Janneke
Krijgt een japonneke aan.

Engelke,
Bengelke,
’t Maneke wacht;
Engelke
Moet naar zijn bedje gebracht.

Gaperke,
Slaperke,
‘k Dek u, mijn guit;
Gaperke,
Slaap er uw harteke uit.

Janneke,
Manneke,
Kruistekens dicht;
Janneke,
Droom tot de morgen licht.

Ik ben lekker stout- Annie MG Schmidt (1911-1995)
Ik wil niet meer, ik wil niet meer!
Ik wil geen handjes geven!
Ik wil niet zeggen elke keer:
Jawel mevrouw, jawel meneer...
nee, nooit meer in m'n leven!
Ik hou m'n handen op m'n rug
en ik zeg lekker niks terug!

Ik wil geen vieze havermout,
ik wil geen tandjes poetsen!
Ik wil lekker knoeien met het zout,
ik wil niet aardig zijn, maar stout
en van de leuning roetsen
en schipbreuk spelen in de teil
en ik wil spugen op het zeil!

En heel hard stampen in een plas
en dan m'n tong uitsteken
en morsen op m'n nieuwe jas
en ik wil overmorgen pas
weer met twee woorden spreken!
En ik wil alles wat niet mag,
de hele dag, de hele dag!

En ik wil op de kanapee
met hele vuile schoenen
en ik wil aldoor gillen: nee!
En ik wil met de melkboer mee
en dan het paardje zoenen.
En dat is alles wat ik wil
en als ze kwaad zijn, zeg ik: Bil!