maandag 9 juni 2014

Verwerkingsopdracht literatuur, kindergedichten

Voor de verwerkingsopdracht heb ik het analyseren van kindergedichten door de jaren heen gekozen. Er zijn in de gedichten duidelijk geleidelijke veranderingen te zien door de jaren heen, en dat ga ik aan de hand laten zien van de vier gedichten die ik heb uitgekozen. Dit zijn: ‘Jantje en het konijn’ van Hieronymus van Alphen,
‘De Pauw en het kippetje’ van L. Schippers, ‘Naar bed’ van Hendrik van Tichelen en
‘Ik ben lekker stout van Annie MG Schmidt.
De gedichten staan onder de analyse.

Het eerste gedicht wat ik heb gekozen is van Hieronymus van Alphen, ook het oudste gedicht. Je ziet dat er een duidelijk les in zit, dat staat zelfs letterlijk vermeld,
het gedicht is vooral bedoeld om de kinderen iets te leren. Als je kijkt naar de andere gedichten, zie je dat hoe dichter je bij onze tijd komt, des te minder moraal en les er in een gedicht zit. Bij ‘Ik ben lekker stout’ van Annie MG Schmidt zit er zeker niet echt een les in, het gedicht is veel meer gemaakt om kinderen te vermaken. Je ziet dat door de jaren heen kindergedichten steeds minder gericht zijn op opvoeden en steeds meer op het vermaken van het kind.

Wat je ook duidelijk ziet bij ‘Ik ben lekker stout’ van Annie MG Schmidt is dat het vanuit een kind is geschreven. De andere gedichten, die ook ouder zijn, zijn juist vaak vanuit een soort vaderfiguur geschreven, die vertelt eigenlijk alles weet en het kind iets bij moet brengen. Je ziet dat dat verband heeft met het feit dat ook de oudere gedichten vaak een les bevatten.

Ook zie je grote verschillen in taalgebruik door de jaren heen.  Hieronymus van Alphen gebruikt niet heel moeilijk taalgebruik, maar zijn gedicht is echt niet voor heel jonge kinderen goed te begrijpen. ‘De Pauw en het kipje’ niet heel veel makkelijker,
maar bij ‘Naar bed’ zie je dat het al heel ander taalgebruik is. Veel simpeler,
en het gaat meer om de rijm en het ritme van het gedicht dan om de inhoud.
Ook het taalgebruik bij ‘Ik ben lekker stout’ is al veel meer aangepast op kinderen.

Je ziet, zoals hierboven ook, dat rijm heel belangrijk is. Alle gedichten zijn wel gerijmd, maar de rijm wordt door de jaren heen heel anders gebruikt.
Bij de oude gedichten zie je vaak heel lange zinnen die rijmen,
zoals bij ‘Jantje en het konijn’. Bij ‘Naar bed’ zijn het meer korte woorden die rijmen,
wat voor een kind veel meer te begrijpen is.

Tot slot zijn de kindergedichten ook steeds meer aangepast op de kinderbeleving.
‘Ik ben lekker stout’ zal kinderen waarschijnlijk veel meer aanspreken dan ‘Jantje en het konijn’ of ‘De Pauw en het kippetje’, omdat kinderen zich veel meer herkennen in ‘Ik ben lekker stout’ dan in een gedicht dat is gemaakt om een kind op te voeden.

Kortom: Kindergedichten zijn de afgelopen eeuwen flink veranderd.
Het moraal en de les in een gedicht zijn steeds minder belangrijk, terwijl het aanpassen op de kinderbeleving als steeds belangrijker wordt beschouwd.
Ook is het taalgebruik steeds makkelijker, en zijn de gedichten vaker vanuit kinderen geschreven zodat zij zich meer van het gedicht kunnen begrijpen.

Jantje en het konijn- Hieronymus van Alphen (1746-1803)
Daar zie ik een konijn!
Wat zou ik gelukkig zijn,
Had ik het, om er meê in onzen tuin te loopen;
Zei Jan: maar schoon ‘k mijn geld
Al driemaal heb geteld,
Ik het te weinig om dat lieve dier te koopen;
En schoon mij dit aan ’t harte gaat,
Ik weet geen raad! ….

Wel: laat u dit geval dan leeren,
Mijn lieve Jan!
Dat een verstandig kind geen dingen moet begeeren,
Die hij te voren weet, dat hij niet krijgen kan.

De Pauw en het kippetje- L. Schippers (1808-1870)
Altijd gaf de trotse pauw
’t Arme kipje grauw of snauw,
Trad met uitgespreide veren,
Daaglijks meer dan honderd keren,
’t Kipje op zijde in al zijn zwier:
Weg toch, zei hij, nutloos dier!

Nutloos? zei dan ’t kipje: neen!
‘k Ben, ’t is waar, gering en kleen,
‘k Heb als gij geen mooie pluimen;
‘k Wil u ook het pad wel ruimen,
Maar toch, nutloos! dat verdriet
Ken ik tot mijn blijdschap niet.

Kipje! dat was welgezegd,
Gij, die zo veel eiers legt,
Zoudt ge een nutloos beestje wezen!
Neen, de Pauw hoe hoog geprezen,
Om zijn mooie pronkerij,-
Is zo nuttig niet als gij.

Naar bed- Hendrik van Tichelen (1883-1967)
Janneke,
Manneke,
Hier, kom aan:
Janneke
Krijgt een japonneke aan.

Engelke,
Bengelke,
’t Maneke wacht;
Engelke
Moet naar zijn bedje gebracht.

Gaperke,
Slaperke,
‘k Dek u, mijn guit;
Gaperke,
Slaap er uw harteke uit.

Janneke,
Manneke,
Kruistekens dicht;
Janneke,
Droom tot de morgen licht.

Ik ben lekker stout- Annie MG Schmidt (1911-1995)
Ik wil niet meer, ik wil niet meer!
Ik wil geen handjes geven!
Ik wil niet zeggen elke keer:
Jawel mevrouw, jawel meneer...
nee, nooit meer in m'n leven!
Ik hou m'n handen op m'n rug
en ik zeg lekker niks terug!

Ik wil geen vieze havermout,
ik wil geen tandjes poetsen!
Ik wil lekker knoeien met het zout,
ik wil niet aardig zijn, maar stout
en van de leuning roetsen
en schipbreuk spelen in de teil
en ik wil spugen op het zeil!

En heel hard stampen in een plas
en dan m'n tong uitsteken
en morsen op m'n nieuwe jas
en ik wil overmorgen pas
weer met twee woorden spreken!
En ik wil alles wat niet mag,
de hele dag, de hele dag!

En ik wil op de kanapee
met hele vuile schoenen
en ik wil aldoor gillen: nee!
En ik wil met de melkboer mee
en dan het paardje zoenen.
En dat is alles wat ik wil
en als ze kwaad zijn, zeg ik: Bil!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten