‘De koperen tuin’
door Simon Vestdijk
Algemene
informatie
Plaats
van uitgave: Amsterdam
Jaar van
uitgave: 1988
Druk:
1950
Aantal
pagina’s: 287
Genre:
Psychologische roman
Nol Rieske, woont met zijn vader, die rechter is, zijn knappe moeder en vervelende broer Chis in een stadje dat in het boek W. wordt genoemd.
Op achtjarige leeftijd bezoekt Nol voor het eerst met zijn moeder de Tuin. De Tuin is een stadspark, met oa. een muziektent. Bij die muziektent is een concert bezig onder leiding van de dirigent Henri Cuperus. De muziek grijpt Nol erg aan, hij vindt het erg bijzonder. Tijdens het concert danst hij met Trix, de dochter van Cuperus die een paar jaar ouder is dan Nol.
Nol besluit dat hij pianoles wil van Cuperus. Na
een schandaal stoppen de pianolessen een tijdje, maar krijgt Nol Cuperus zo ver
dat hij weer les kan krijgen van hem. Trix ziet hij niet zo veel.
Cuperus gaat de opera ‘Carmen’ uitvoeren, maar dit
mislukt door een vechtpartij en Trix, die ook meedeed, wordt verkracht door een
van de spelers.
Later ontmoeten Nol en Trix elkaar weer, en ze
bekennen elkaar de liefde. Trix komt echter niet op hun afspraak de volgende
dag opdagen. Ze zien en spreken elkaar dan nog maar een keer kort en daarna
lange tijd niet, aangezien Nol medicijnen gaat studeren. Cuperus sterft
ondertussen.
Als Nol drie jaar later zijn zieke moeder bezoekt
(die later sterft), ontmoet hij Trix weer. Hij vraagt haar ten huwelijk, maar
ze wil niet meteen ja zeggen. Trix vraagt of Nol een nacht bij haar blijft,
maar hij gaat toch weg. Trix pleegt zelfmoord.
Uiteindelijk gaat Nol weer terug naar de Tuin.
De jaren ‘50
De jaren ’50 en ’60 worden ook wel de naoorlogse
periode genoemd. Door de wereldoorlogen was het vertrouwen en optimistische
beeld van de mens voor een groot deel weg, iets dat ook in de literatuur te
zien is.
Er is in veel romans uit de jaren ’50 een
antiheld, die niet goed is in het geven van richting in zijn leven. Angst is
een emotie die je heel veel terug ziet bij personages. Ook is er veel chaos, en
kritiek op de maatschappij.
‘De
koperen Tuin’ zou beter onder de nieuwe zakelijkheid en het modernisme kunnen
worden geplaatst.
Kenmerken
van de nieuwe zakelijkheid zijn oa. het beschrijven van het alledaagse leven,
vaak is dat een emotieloze weergave. In een roman uit de nieuwe zakelijkheid
komen veel feiten voor, en weinig dialogen. Dingen worden niet uitgebreid
omschreven.
Het
modernisme is erg gericht op de kijk vanuit het individu. Er wordt erg gedacht
en beschreven vanuit zichzelf, het individu. De vertelpersonage geeft een subjectief
beeld van zijn wereld, en al zijn gedachtes en gevoelens worden ongeordend aan
de lezen voorgelegd. Daardoor is het soms lastig om de hoofdzaak uit het
verhaal te halen. Het modernisme vereist
een actieve leeshouding, het zijn vaak geen makkelijk weg te lezen boeken, en
zijn niet bedoeld om bestsellers te worden.
Qua
taalgebruik past ‘De koperen Tuin’ bij het modernisme. Vestdijk omschrijft
situaties met veel gedachtes en gevoelens, en zeer ongeordend. Er wordt vooral
de wereld van de hoofdpersoon beschreven, de wereld eromheen is niet erg
belangrijk. Het volgende fragment is hier een goed voorbeeld van:
Mijn schandelijk ongeoefende
vingertjes zette hij op de toetsen alsof het ivoren kunstvoorwerpjes waren, en
hij duwde een beetje onder tegen mijn pols, zodat de vingers er slap bijhingen,
als kleine asperges. Hij speelde mij een toonladder voor, heel langzaam en
precies. Zijn vingers waren dik en nogal rood, en hij rook naar tabak. Na
afloop zei hij, dat het wel gaan zou, waarna hij nog even gauw een razend snel
Jan-daar-ligt-een-kip-in-‘t-water ten beste gaf, helemaal aan de bovenkant,
-treffende tegenstelling tot onze stemmer, die na gedane arbeid altijd vijf
minuten lang parafraseerde op het Blumenlied of de Fremersberg, - kwam toen met
een ruk overeind, en stevende zonder groet de kamer door, het hoofd gebiedend
in de nek. De deur naar de salon stootte hij open, alsof hij zich met geweld
tot een pand toegang wilde verschaffen.
Ook
zie je kenmerken terug uit de nieuwe zakelijkheid. ‘De koperen Tuin’ beschrijft
het leven van een normaal, niet erg bijzonder persoon. Het is een vrij zakelijk
geschreven verhaal, en er zit niet heel veel emotie in. Ook zijn er weinig
dialogen, en vooral beschrijvingen.
‘De
koperen Tuin’ past dus niet bij de kenmerken van de jaren ’50.